verrukt
- ver·rukt
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘opgetogen’ voor het eerst aangetroffen in 1635 [1]
- vervoeging van verrukken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | verrukt | verrukter | verruktst |
verbogen | verrukte | verruktere | verruktste |
partitief | verrukts | verrukters | - |
verrukt
- door genoegen, plezier en bewondering in vervoering gebracht
vervoeging van |
---|
verrukken |
verrukt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrukken
- Jij verrukt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrukken
- Hij verrukt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verrukken
- Verrukt!
vervoeging van: | verrukken… |
verbogen vorm: | verrukte |
verrukt
- voltooid deelwoord van verrukken
- Het woord verrukt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verrukt" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "verrukt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ verrukt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be