• ver·ruk·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verrukken
verrukte
verrukt
zwak -t volledig

verrukken

  1. overgankelijk in vervoering brengen
    • De vogelen zongen in struik en in woud, en verrukten de ziel des klagenden stervelings.[2] 
82 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]
  1. verrukken op website: Etymologiebank.nl
  2. Wat men met kyven wint. Nederduitsch letterkundig Jaerboekje 1859, Gent
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be