• woest
  • In de betekenis van ‘wild’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen woest woester (woestst) *
verbogen woeste woestere (woestste) *
partitief woests woesters -

woest

  1. onbebouwd, braakliggend
    • Heathcliff, ik kom weer thuis van die donkere, ruige, woeste hoogte. 
    • Het woeste Zillertal. 
  2. wild, ongetemd
    • Over de woeste baren. 
     Op de derde dag kwamen we aan bij een verlaten herdershut langs de woeste Kerns rivier en besloten al snel daar te blijven voor een zero in de natuur.[2]
  3. onbeschaafd, ruw:
    • Woeste piraten. 
     Zij waren keurig gekleed en wij zagen er woest uit en droegen versleten vodden.[2]
  4. heel boos, razend, woedend, spinnijdig
    • Hij werd woest toen ik dat opperde. 
  • Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving "meest woest(e)" worden gebruikt. [3] [4]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. "woest" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. 2,0 2,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “6.4.3.1.2 Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest.” (januari 2019), punt 4 op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  4.   Weblink bron “Omschreven trappen van vergelijking (algemeen)”, punt 3. op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be