woestaard
- woest·aard
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woestaard | woestaarden |
verkleinwoord | woestaardje | woestaardjes |
de woestaard m
- (pejoratief) iemand zonder enig gevoel voor beschaving of fatsoensnormen
- Hij was een woestaard zonder eer of trouw.[1]
- (dierkunde) een wild, gevaarlijk en/of onstuimig dier
- Het woord 'woestaard' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "woestaard" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ De dolle vaandrig. Tweede deel: Breero, A.M.de Jong, 1947, p.322
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be