woedend
- woe·dend
- Onvoltooid deelwoord van woeden.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | woedend | woedender | woedendst |
verbogen | woedende | woedendere | woedendste |
partitief | woedends | woedenders | - |
woedend
- bijzonder boos, heel erg kwaad
- ▸ Maar tegelijk voelt de mens zich ook bezorgd, woedend en angstig.[1]
- Zijn woedende vader gaf hem een week huisarrest.
- Wanneer iemand woedend is wordt dat gezien als een graadje erger na kwaad zijn en twee graden erger dan boos zijn.
- ▸ Maar tegelijk voelt de mens zich ook bezorgd, woedend en angstig.[1]
- In bijdrage op internetfora en in digitale persoonlijke berichten wordt soms opzettelijk de spelling "weodend" gebruikt als nabootsing van een uit opwinding gemaakte spelfout.
1. bijzonder boos
vervoeging van: | woeden |
verbogen vorm: | woedende |
woedend
- Het woord woedend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "woedend" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact , ISBN 9789045045979
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be