• woe·dend
  • Onvoltooid deelwoord van woeden.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen woedend woedender woedendst
verbogen woedende woedendere woedendste
partitief woedends woedenders -

woedend

  1. bijzonder boos, heel erg kwaad
     Maar tegelijk voelt de mens zich ook bezorgd, woedend en angstig.[1]
    • Zijn woedende vader gaf hem een week huisarrest. 
    • Wanneer iemand woedend is wordt dat gezien als een graadje erger na kwaad zijn en twee graden erger dan boos zijn. 
  • In bijdrage op internetfora en in digitale persoonlijke berichten wordt soms opzettelijk de spelling "weodend" gebruikt als nabootsing van een uit opwinding gemaakte spelfout.
vervoeging van: woeden
verbogen vorm: woedende

woedend

  1. onvoltooid deelwoord van woeden
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact  , ISBN 9789045045979
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be