• en·fa·da·do
  enkelvoud meervoud
mannelijk enfadado enfadados
vrouwelijk enfadada enfadadas

enfadado

  1. boos, kwaad, woedend
vervoeging van
enfadar

enfadado

  1. voltooid deelwoord (participio) van enfadar
vervoeging van
enfadarse

enfadado

  1. voltooid deelwoord (participio) van enfadarse