woeden
- woe·den
- Afgeleid van woede.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
woeden |
woedde |
gewoed |
zwak -d | volledig |
woeden
- absoluut (van een natuurverschijnsel) met veel geweld gepaard gaan
- De afgelopen dagen woedde er een grote brand.
- absoluut hevig bezig zijn (van een discussie, conflict, strijd)
- In Europa woedt een discussie over de vraag of er een verbod moet komen op het dragen van een boerka.
- In Angola heeft jarenlang een bloedige burgeroorlog gewoed tussen de rebellen en het regeringsleger.
- [1] tekeergaan, razen
- Het woord woeden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "woeden" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be