• spin·nij·dig
stellend
onverbogen spinnijdig
verbogen spinnijdige
partitief spinnijdigs

spinnijdig

  1. heel erg boos
    • De april-meistakingen sloegen diepe wonden in Twente en Salland. Spinnijdig openden de boeren daarna hun deuren voor onderduikers. Daardoor kon Ankie Stork binnen twee maanden haar filiaal uitbouwen tot een zelfstandige, wijdvertakte organisatie. [2] 
    • Dat ze applaus krijgt als ze ‘keihard’ optreedt tegen elke zweem van racisme in eigen rangen, maar ‘weggezet wordt als een ‘Trump-volgeling’ wanneer ze problemen benoemt, maakt Gwendolyn Rutten (Open VLD) spinnijdig. [3] 
    • Aangekomen bij de KNVB, werd mij snel duidelijk dat Kesler spinnijdig was. Enfin, na een half uurtje praten was ik een behoorlijk eind op weg. Totdat Hugo ineens het woord nam. ‘Meneer Kesler, uw medewerkers vertellen mij dat u geen humor hebt – ze hebben gelijk’. Tja, toen kon ik weer van voren af aan beginnen. Duurde het nog anderhalf uur eer we eruit waren.’ [4] 
80 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Scholten, Jaap
    Horizon City [2014] ISBN 978-90-72603-35-7 pagina 340
  3. de Standaard 28/januari/2017 door jvt, jfja
  4. Volkskrant John Wanders 17 februari 2009
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be