• ra·zend
  • Onvoltooid deelwoord van razen.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen razend razender razendst
verbogen razende razendere razendste
partitief razends razenders -

razend

  1. bijzonder heftig
    • Er stond een razende storm. 
  2. bijzonder boos
    • Hij werd razend toen hij dat hoorde. 
  • [1]: razend populair
vervoeging van: razen
verbogen vorm: razende

razend

  1. onvoltooid deelwoord van razen
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be