waan
- Geluid: waan (hulp, bestand)
- IPA: / wan / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /ʋan/
- (Vlaanderen, Brabant): /β̞an/
- (Limburg): /wan/
- waan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waan | wanen |
verkleinwoord | waantje | waantjes |
de waan m
- (psychologie) een min of meer van de werkelijkheid afgeleide droomwereld
- Hij verkeerde in de waan dat hij als een vogel kon vliegen.
- (psychologie) een overtuiging die gebaseerd is op een onjuiste waarneming of interpretatie van de werkelijkheid
- Het onduidelijke testament bracht hem in de waan een rijk man te zijn.
- [1] droom, fantasie, fictie, illusie, hersenspinsel
- [2] veronderstelling
- [1] realiteit, werkelijkheid
- [2] feitelijkheid, objectiviteit
- [1] waanbeeld, waanidee, waanvoorstelling, waanwereld, waanwijs, waanzin, waanstoornis, waanzinnig
- [2] verwaand, verwaandheid
- [1] denkbeeld, droomwereld, fantasiewereld, illusie, sprookjeswereld
- [2] mening, misvatting, misverstand, vergissing
- begoocheling, delirium, drogbeeld, zinsbedrog
- [2]: de waan van de dag
de actuele gekte
- [2]: iemand in de waan laten
iemand niet de waarheid vertellen
2. onjuiste voorstelling van zaken
vervoeging van |
---|
wanen |
waan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wanen
- Ik waan.
- gebiedende wijs van wanen
- Waan!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wanen
- Waan je?
vervoeging van |
---|
wanen |
waan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wanen
- Ik waan.
- gebiedende wijs van wanen
- Waan!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wanen
- Waan je?
- Het woord waan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waan" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be