Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·gis·sing
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van vergissen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord vergissing vergissingen
verkleinwoord vergissinkje vergissinkjes

Zelfstandig naamwoord

de vergissingv

  1. iets doen dat niet juist is, of een verkeerde conclusie trekken
    • Een vergissing begaan. 
    • Ik sloeg bij vergissing linksaf in plaats van naar rechts te gaan. 
  2. iets doen dat slecht afloopt of ongelukkige gevolgen heeft
    • Op vakantie gaan naar Irak bleek een vergissing. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

vergissing

  1. vergissing


Veluws

Zelfstandig naamwoord

vergissing

  1. vergissing