stapelmarkt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stapelmarkt (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstapəlˌmɑrəkt / (3 of 4 lettergrepen)
Woordafbreking
- sta·pel·markt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stapelmarkt | stapelmarkten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (handel) plaats waar het grootste deel van de handel in een bepaald goed plaatsvindt en die zo ook de prijzen daarvoor elders beïnvloedt
- ▸ Sint-Eustatius was halverwege de 18de eeuw een Nederlandse vrijhaven, een centrale stapelmarkt tussen Europa, de andere Caribische eilanden en de voor onafhankelijkheid strijdende Britse koloniën in Noord-Amerika. Er stonden pakhuizen vol goederen die verhandeld werden, waaronder wapentuig uit Europa dat bestemd was voor de Amerikanen, die in 1775 de onafhankelijkheid hadden uitgeroepen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord stapelmarkt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Roelof van Gelder“Britse ergernis om een Caribisch eiland” (17 januari 2020) op nrc.nl