Een rij dokblokken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dok·blok
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van (droog-)dok en (hout-)blok
enkelvoud meervoud
naamwoord dokblok dokblokken
verkleinwoord dokblokje dokblokjes

Zelfstandig naamwoord

het dokbloko

  1. (scheepvaart) één uit de rij stapelblokken die de kiel van een schip in een droogdok ondersteunen
    • In het midden van het dok zien we een lange rij dokblokken. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid