Een vrachtauto beladen.
  • be·la·den
  • Afgeleid van laden met het voorvoegsel be-.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beladen
belaadde
beladen
zwak -d

gemengd

volledig

beladen

  1. overgankelijk een lading aanbrengen op een lastdier of een voer- of vaartuig
    • Zij belaadden snel het schip, zodat het zijn reis kon aanvaarden. 
  • vervoeging van beladen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: beladen…
geen verbogen vorm

beladen

  1. voltooid deelwoord van beladen
stellend
onverbogen beladen
verbogen beladen

beladen

  1. waarover al veel te doen geweest is, waarover met veel gevoelens wordt gedacht en gesproken
    • Dat is een beladen onderwerp. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be