• vol·la·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
volladen
laadde vol
volgeladen
zwak -d

gemengd

volledig

volladen

  1. overgankelijk (transport) de vrachtruimte van een vervoermiddel tot het maximum vullen
    • De havenkraan laadde het scheepsruim vol met zand. 
  2. overgankelijk(elektrotechniek) de laadcapaciteit van een accu tot het maximum vullen
    • Deze zware acculader laadt de accu binnen twee uur weer vol. 
94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be