Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: LadenLäden
  • la·den
  • In de betekenis van ‘bevrachten, inladen’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1]
  • Verwant met het Oudhoogduitse hladan, Gotische hlathan, Oudslavische klasti, Litouwse kloju.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
laden
laadde
geladen
zwak -d

gemengd

volledig

laden

  1. overgankelijk van een lading voorzien
    • A. Het laden van het schip duurt nog maar een halve dag. 
    • B. Voor we op patrouille gaan laden we de wapens met scherpe munitie. 
    • C. Na het laden van een nieuw programma en data werkt de machine weer als vanouds. 
  2. overgankelijk, (natuurkunde) van elektrische energie voorzien
    • Op het terrein zijn aansluitpunten om de accu van uw fiets of auto bij te laden. 

de ladenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lade
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]


stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
laden loet loeden gheladen
klasse 6  volledig   

laden

  1. laden
    • Sy loeden waghene ende karren ende voeren henen sonder merren. 


  • IPA: /ˈlaːdn̩/
  • la·den
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
laden
lud
geladen
Klasse 6 sterk volledig

laden

  1. overgankelijk laden