eland
- eland
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘herkauwer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1456 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eland | elanden |
verkleinwoord | elandje | elandjes |
de eland m
- (evenhoevigen) Alces alces , een groot hert uit de poolstreken met een opvallend groot en breed vertakt gewei
- In Canada worden elanden vaak aangereden omdat ze over de weg lopen.
- elandantilope
- elandgewei, elandhert, elandhond, elandjacht, elandproef, Elandsgracht, elandshoorn, elandsklauw, elandstier, elandtest
1. een groot hert uit de poolstreken met een opvallend groot en breed vertakt gewei
- Het woord eland staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eland" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "eland" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
eland
eland