En elg (Alces alces)
Een eland


  • elg
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord elgr
Naar frequentie 12055
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   elg     elgen     elge     elgene  
genitief   elgs     elgens     elges     elgenes  

elg, g [1]

  1. (evenhoevigen) eland, Alces alces  
    «En norsk bilist undgik natten til torsdag at ramme en elg
    Een Noorse automobilist kon in de nacht tot donderdag vermijden een eland aan te rijden.


  • elg
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord elgr
Naar frequentie 9728
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   elg     elgen     elger     elgene  
genitief   elgs     elgens     elgers     elgenes  

elg, m [1]

  1. (evenhoevigen) eland, Alces alces  


  • elg
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord elgr
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   elg     elgen     elgar     elgane  

elg m [1]

  1. (evenhoevigen) eland, Alces alces