• elg·jakt
Naar frequentie 180676
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   elgjakt     m: elgjakten
v: elgjakta  
  elgjakter     elgjaktene  
genitief   elgjakts     m: elgjaktens
v: elgjaktas  
  elgjakters     elgjaktenes  

elgjakt, m / v

  1. (jachttaal) elandjacht, jacht op elanden
    «Etter jaktloven kan elgjakt drives inntil 14 dager i tidsrommet 15. september - 25. oktober.»
    Volgens de jachtwet kan in de periode van 15 september tot en met 25 Oktober de jacht op elanden maximaal 14 dagen worden uitgevoerd.


  • elg·jakt
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   elgjakt     elgjakta     elgjakter     elgjaktene  

elgjakt, v

  1. (jachttaal) elandjacht, jacht op elanden