• mat·auke
vervoeging
onbepaalde wijs matauke matauke
tegenwoordige tijd matauker matauker
verleden tijd matauka
matauket
mataukte
voltooid
deelwoord
matauka
matauket
mataukt
onvoltooid
deelwoord
mataukende mataukende
lijdende vorm mataukes mataukes
gebiedende wijs matauk matauk
vervoegingsklasse optioneel optioneel
opmerking Klasse 1 zwak Klasse 2 zwak

matauke

  1. overgankelijk, (huishouden), (spreektaal) voor de groei van de huishoudelijke voedselvoorraden zorgen door jacht, (aardappels, druiven) plukken, (bessen) zoeken of iets dergelijks
    «Man fikk huske på man levet i en krisetid, hvor det først og fremst gjaldt å matauke
    Je moest onthouden dat je in een tijd van crisis leefde, waar het in de eerste plaats om het verkrijgen van voedsel ging.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   matauke     matauken     matauker     mataukene  
genitief   mataukes     mataukens     mataukers     mataukenes  

matauke, m

  1. (huishouden) de vergroting van de voedselvoorziening in een huishouden
    «Elgjakten er nok en spennende sport, men elgkjøttet som matauke det kan diskuteres.»
    De elandjacht is waarschijnlijk een spannende sport, maar het elandvlees als als aanvulling van de voedselvoorraad kan worden besproken.


  • mat·auke
vervoeging
onbepaalde wijs matauke
matauka
tegenwoordige tijd mataukar
verleden tijd matauka
voltooid
deelwoord
matauka
onvoltooid
deelwoord
mataukande
lijdende vorm mataukast
gebiedende wijs matauk
matauka
matauke
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

matauke

  1. overgankelijk, (huishouden), (spreektaal) voor de groei van de huishoudelijke voedselvoorraden zorgen door jacht, (aardappels, druiven) plukken, (bessen) zoeken of iets dergelijks
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   matauke     matauken     mataukar     mataukane  

matauke, m

  1. (huishouden) de vergroting van de voedselvoorziening in een huishouden