• zoe·ken
  • Verwant in Germaans:
West: Duits: suchen, Engels: seek [1]
  • In de betekenis van ‘trachten te vinden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zoeken
zocht
gezocht
zwak -cht volledig

zoeken [3] [4] [5]

  1. overgankelijk proberen te vinden
    • Heb je wel goed genoeg gezocht? 
     Na uren lopen en een hele tijd zoeken vond ik een vlakke plek voor mijn tent en gooide ik eerst een aantal stenen de struiken in om eventuele slangen te verjagen.[6]
  2. (verouderd), (formeel) ~ te pogen, proberen, trachten
    • De ziel is door Christus gevonden zoals de Sulammitische door de Herder gevonden werd, 8:5. Die appelboom stelt hier de Adamietische sfeer voor. In die staat heeft Christus de liefde van de ziel opgewekt. In die sfeer is Christus geboren. Hij heeft vlees en bloed aangenomen. En als Zoon des mensen verschijnt Hij en zoekt de ziel. Deze wordt gevonden, liggende in haar verlatenheid. Die ziel is zwart doch liefelijk in Zijn oog. Die zwartheid is ontstaan door de dienstbaarheid van de zonde en door het werk dat de mens volgens de wet van zijn geweten zocht te doen.[7] 
  • Zoeken naar een speld in een hooiberg
  • Armoede zoekt list
  • De steen der wijzen zoeken
een oplossing zoeken voor iets wat bijna niet op te lossen is
  • Een speld/naald in de hooiberg zoeken
iets onmogelijks proberen
  • Met een lantaarntje zoeken
  • Soort zoekt soort
mensen met dezelfde interesses zoeken elkaar op
  • Spijkers op laag water zoeken
uitermate achterdochtig zijn ofwel: onprettige opmerkingen maken over onbelangrijke zaken
  • bescherming zoeken
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[8]