chercher
- Ontwikkeld uit Middelfrans chercher, cercher, uit Oudfrans cerchier, cercer “doorlopen”, “ronde maken” (uit Volkslatijn circare), aangetroffen vanaf de 12e eeuw. [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
chercher |
cherchais |
cherché |
eerste groep | volledig |
chercher
- overgankelijk zoeken
- overgankelijk (wetenschap) onderzoeken, onderzoek verrichten
- overgankelijk (spreektaal) het gemunt hebben op
- «Si tu me cherches tu vas me trouver!»
- Als je ruzie met me wil, kan je het krijgen!! [2]
- «Si tu me cherches tu vas me trouver!»
- onovergankelijk (spreektaal) bedragen
- «Ça va chercher dans les vingt euros.»
- Dat zal in de twintig euro lopen. [2]
- «Ça va chercher dans les vingt euros.»
- ↑ Weblink bron chercher in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
- ↑ 2,0 2,1 Wouw, Berry van de, Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 50