soek
- soek
- Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘bazaarstraat’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
- Afkomstig van het Arabische سوق (suq)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soek | soeks |
verkleinwoord | soekje | soekjes |
de soek m
- overwelfde nauwe straat met bazaars en werkplaatsen in Noord-Afrika en de landen van het Midden-Oosten
- Het woord soek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "soek" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "soek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be