Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoek·ter·rein
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zoekterrein zoekterreinen
verkleinwoord zoekterreintje zoekterreintjes

Zelfstandig naamwoord

zoekterrein o

  1. gebied waarbinnen men naar iets op zoek gaat
    • Ik heb besloten mijn zoekterrein te verbreden, en kijk nu naar de mogelijkheid van werk in Scandinavië. 

Gangbaarheid