pogen
- Geluid: pogen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpoɣə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈpoχə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈpoɣə(n)/
- po·gen
- In de betekenis van ‘proberen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pogen |
poogde |
gepoogd |
zwak -d | volledig |
pogen
- inergatief (formeel) iets met succes trachten te volbrengen, waarvan men niet weet of het gaat lukken
- Hij poogt naar Amerika te roeien, maar door het slechte weer op de Atlantische Oceaan lijkt zijn poging weinig veelbelovend.
1. iets met succes trachten te volbrengen, waarvan men niet weet of het gaat lukken
- Het woord pogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pogen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "pogen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be