Nederlands

Uitspraak
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zoekraken
raakte zoek
zoekgeraakt
zwak -t volledig
Woordafbreking
  • zoek·ra·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

zoekraken [1]

  1. ergatief in een toestand geraken dat iets niet langer terug te vinden is
    • Je paspoort is toch niet zoekgeraakt? 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen