• dol·dur·mak

doldurmak

  1. vullen, vol maken
  2. vullen, inschenken, volschenken
  3. invullen (van bijv. een formulier)
  4. (een ruimte) vullen, vervullen, geheel doordringen (door bijv. een geur of geluid)
  5. laden, opladen (van bijv. een batterij)
  6. bereiken (van een bepaalde leeftijd)
  7. volmaken, volbrengen (van een tijdsperiode)
  8. (medisch) vullen (van een kies)