overladen
- over·la·den
- samenstelling van over bw en laden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overladen |
overlaadde |
overladen |
zwak -d
gemengd |
volledig |
overláden
- overgankelijk een overmaat doen belanden op iemand, gewoonlijk in overdrachtelijke zin
- Het publiek overlaadde de zanger met gejuich en applaus.
- ▸ Directeur Curtholmen leek ook ontevreden te zijn, omdat de stortvloed van beledigingen waarmee de tegenpartij hem had overladen niet weersproken zou worden.[1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overladen |
laadde over |
overgeladen |
zwak -d
gemengd |
volledig |
óverladen
- overgankelijk een lading vanuit het ene voer- of vaartuig in het andere brengen
- In Rotterdam wordt veel vracht van de zeevaart overgeladen op de binnenvaart.
- Het woord overladen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overladen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be