• laad·deur
enkelvoud meervoud
naamwoord laaddeur laaddeuren
verkleinwoord

de laaddeurv / m

  1. deur waardoor men lading in een voertuig kan brengen
    • De 'Roemeense methode' was berucht. De bende reed met een auto achter een truck vol dure elektronica. Vervolgens klommen de acrobatische dieven uit het dak van deze volgwagen, forceerden vanaf de motorkap in volle vaart met een slijptol de laaddeur en gooiden de dozen vol spullen in de eigen wagen. Volgauto's hielden ander verkeer op afstand. [1] 
    • De Beluga XL heeft een opvallend bol hoofd en een verlaagde cockpit. Het wonderlijke ontwerp is nodig om een enorme scharnierende laaddeur mogelijk te maken. [2] 
93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]