Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vrach·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van vracht met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -en [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bevrachten
bevrachtte
bevracht
zwak -t volledig

Werkwoord

bevrachten

  1. overgankelijk ergens vracht in- of opladen
    • Die wagen was bevracht met borrelnootjes. 
  2. overgankelijk een overeenkomst sluiten over vervoer van goederen via een schip of vliegtuig

Gangbaarheid

Verwijzingen