Laadbrug
 
laadbrug
  • laad·brug
enkelvoud meervoud
naamwoord laadbrug laadbruggen
verkleinwoord

de laadbrugv / m

  1. (verrijdbare) brug met hijskraan
  2. brug die een schip met de wal verbindt
    • Stapvoets waggelen tientallen trailers maandagmiddag over een laadbrug de buik van de European Seaway binnen. De waarneming is op afstand: de terminal van Zeebrugge waar de vrachtferry's van rederij P & 0 Stena naar Dover vertrekken, is voor buitenstaanders verboden terrein.[2] 
    • De route van het parkeerterrein naar de laadbrug van de veerboten voert onder een viaduct en langs een hoger gelegen weg. 'Vaak springen de mensen hier naar beneden, of mikken ze op het dak van een vrachtwagen. Dit punt biedt het voordeel dat de trucks de douane al gepasseerd zijn.[3] 
96 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]