Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·wicht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zwaarte’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afkomstig van het Middelnederlandse gewichte, dat weer afgeleid is van wegen met het omvoegsel ge- -te.
1 enkelvoud meervoud
naamwoord gewicht -
verkleinwoord - -
2 enkelvoud meervoud
naamwoord gewicht gewichten
verkleinwoord gewichtje gewichtjes

Zelfstandig naamwoord

het gewichto

  1. (natuurkunde) de kracht die een voorwerp op zijn ondersteuning of ophanging uitoefent
    «Henk zijn gewicht is 740 newton.»
    (alledaagser) Henk zijn gewicht is 74 kg.
     In totaal scheelden deze multifunctionele stokken mij 350 gram aan gewicht.[2]
  2. een element met een vastgestelde zwaarte
    • Hoeveel gewichten kun jij met je benen liften in de sportschool? 
Opmerkingen

Massa en gewicht zijn twee aparte natuurkundige grootheden. Massa is een maat voor de hoeveelheid materie waaruit een voorwerp bestaat, en wordt uitgedrukt in (kilo)gram. Gewicht is een maat voor de kracht die een voorwerp op zijn ondersteuning of ophanging uitoefent, en wordt uitgedrukt in newton. Echter, in afwijking van natuurkundigen, wordt in het dagelijks taalgebruik gewicht gewoonlijk aangeduid in (kilo)gram.

Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen