ontruimen
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
ontruimen | ontruimend |
ontruiming | ontruimd |
- ont·rui·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontruimen |
ontruimde |
ontruimd |
zwak -d | volledig |
ontruimen
- overgankelijk een gebouw of gebied voorgoed verlaten en leeg achterlaten
- Deze woning moet volgende week ontruimd zijn.
1. een gebouw of gebied voorgoed verlaten en leeg achterlaten
- Het woord ontruimen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontruimen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be