• con·tro·ver·si·eel
  • In de betekenis van ‘tegenspraak oproepend’ voor het eerst aangetroffen in 1959 [1]
  • afgeleid van controverse met het achtervoegsel -eel [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen controversieel controversiëler controversieelst
verbogen controversiële controversiëlere controversieelste
partitief controversieels controversiëlers -

controversieel

  1. onderwerp zijnde van een twist
    • De scheidsrechter nam in de wedstrijd een aantal controversiële beslissingen. 
     Tegnell is het brein achter de controversiële aanpak van Zweden om het virus te bestrijden, en de regering van Stefan Löfven heeft zich in haar reactie op de pandemie op zijn adviezen gebaseerd. Tegnell verdedigde de afgelopen maanden stellig het losse coronaregime en bekritiseerde andere landen vanwege hun lockdowns.[3]
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]