massief
- mas·sief
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘massaal, zeer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1996 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘niet hol’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | massief | massiever | massiefst |
verbogen | massieve | massievere | massiefste |
partitief | massiefs | massievers | - |
massief
- niet open, hol, maar dicht en één geheel
- (medisch) sterk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | massief | massieven |
verkleinwoord |
het massief o
- (geologie) oude afgevlakte berggroep
- Het woord massief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "massief" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "massief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be