• wa·ter·mas·sa
enkelvoud meervoud
naamwoord watermassa watermassa's
verkleinwoord

de watermassav / m

  1. een grote hoeveelheid water
     Ze zal de milde Californische seizoenen talloze malen zien wisselen, het zilveren geknisper van generaties krekels horen, de rivier droog zien vallen tijdens hete zomers, de kolkende watermassa horen na een plensbui.[2]
     Marko Oudenaarden is een van de bewoners. Hij woont op een terp - een hoog liggend stuk - in het gebied. "Dit is bizar. We houden droge voeten, maar wat een watermassa. Het is ongelooflijk", zegt hij tegen Omroep Brabant.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3.   Weblink bron “Natuurgebied De Biesbosch onder water door storm en hoogwater” (10-02-2020), NOS