Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Aarde
[1] De aarde.


  • aar·de
  • In de betekenis van ‘grond’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aarde -
aardes
verkleinwoord - -

de aardev / m

  1. (astronomie) de wereld, de bewoonbare planeet van ons zonnestelsel
    • De aarde is de derde planeet van de zon. 
  2. de grond waarin de planten groeien
    • In de tuin lag een hoop aarde. 
     Zij deed er water in en toen allerlei geheimzinnige kruiden, een beetje aarde, glanzende stenen, mossen en planten.[3]
  3. een goed geleidende verbinding tussen een elektrisch apparaat en de aarde
    • Het apparaat had een goede geleiding met de aarde. 
  4. een van de vier traditionele elementen
    • Aarde is naast vuur, water en lucht een van de vier traditionele elementen. 
  • boven aarde staan
nog niet begraven
  • de dampkring van de aarde
aardatmosfeer
  • in goede aarde vallen
goed opgenomen worden
  • ter aarde bestellen
begraven
vervoeging van
aarden

aarde

  1. aanvoegende wijs van aarden
vervoeging van
aren

aarde

  1. enkelvoud verleden tijd van aren
    • Ik aarde. 
    • Jij aarde. 
    • Hij, zij, het aarde. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.


aarde

  1. (ook (astronomie)) aarde