• aard·be·wo·ner
enkelvoud meervoud
naamwoord aardbewoner aardbewoners
verkleinwoord aardbewonertje aardbewonertjes

de aardbewonerm

  1. Bewoner van de planeet aarde
     ' 'Het lijkt allemaal zo onnodig! Als ze het maar aan haar man had verteld! Als Janine maar had geprobeerd werk te vinden om van te leven en zich niet had ingelaten met chantage! Als Lavinia zich maar niet het hoofd op hol had laten brengen door die kerel!' 'Als de wereld maar anders was en alle aardbewoners volmaakt, zou het leven eenvoudiger zijn, nietwaar?' Hij bekeek me met een meewarig lachje.[1]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Victoria Holt
    “Een waaier van geluk” (1988), Saga, ISBN 9788726484939
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be