aardbeving
  • aard·be·ving
enkelvoud meervoud
naamwoord aardbeving aardbevingen
verkleinwoord aardbevinkje aardbevinkjes

de aardbevingv

  1. (seismologie) een schokkende of trillende beweging van een gedeelte van de aardkorst, meestal te wijten aan verschuivingen van delen van de daaronder liggende aardmantel
    • 1 jan 2012: Een aardbeving met een kracht van 7,0 heeft vandaag het oosten en het noordoosten van Japan getroffen. 
    • Hij zal staan wachten op het stationnetje van Scheemda. Daar komt het boemeltje aan na plaatsen als Martenshoek, Leer en Hoogezand-Sappemeer te hebben aangedaan – het gebied dat decor stond voor zijn recente roman Liefde & Aardbevingen. [2] 
     Wanneer een krant ons bijvoorbeeld meldt dat er 50.000 mensen bij een aardbeving zijn omgekomen, dat er een weeshuis is afgebrand, waarbij tweehonderd dodelijke slachtoffers zijn gevallen, dat op een ander continent de oogsten zijn mislukt, dat er voor de kust van Groenland een schip is gestrand en dat iemand zijn uitgebreide familie met een bijl heeft vermoord, slaken wij slechts even een zucht, kijken op en slaan de pagina om.[3]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. aardbeving op website: Etymologiebank.nl
  2. de Volkskrant Nathalie Huigsloot25 januari 2019 INTERVIEW JAN MULDER
  3. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact  , ISBN 9789045045979
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be