• Erd·be·ben
  • Afkomstig van het Middelhoogduitse woord erdbidem
  • Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Erde met verval van de achterste 'e' en Beben
enkelvoud meervoud
nominatief das Erdbeben die Erdbeben
genitief des Erdbebens der Erdbeben
datief dem Erdbeben den Erdbeben
accusatief das Erdbeben die Erdbeben

Erdbeben, o

  1. (geologie) aardgas
    «Das Erdbeben dauerte etwa 30 Sekunden.»
    De aardbeving duurde ongeveer 30 seconden.
  2. (figuurlijk) aardbeving, een fundamentale verandering op een gebied
    «Die Wahl verursachte ein politisches Erdbeben in Serbien.»
    De verkiezing veroorzaakte een politieke aardbeving in Servië.
  • [2]: ein politisches Erdbeben
een politieke aardbeving