Erdbeben
- Erd·be·ben
- Afkomstig van het Middelhoogduitse woord erdbidem
- Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Erde met verval van de achterste 'e' en Beben
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | das Erdbeben | die Erdbeben |
genitief | des Erdbebens | der Erdbeben |
datief | dem Erdbeben | den Erdbeben |
accusatief | das Erdbeben | die Erdbeben |
Erdbeben, o
- (geologie) aardgas
- «Das Erdbeben dauerte etwa 30 Sekunden.»
- De aardbeving duurde ongeveer 30 seconden.
- «Das Erdbeben dauerte etwa 30 Sekunden.»
- (figuurlijk) aardbeving, een fundamentale verandering op een gebied
- «Die Wahl verursachte ein politisches Erdbeben in Serbien.»
- De verkiezing veroorzaakte een politieke aardbeving in Servië.
- «Die Wahl verursachte ein politisches Erdbeben in Serbien.»
- [1]: Beben
- [1]: Erschütterung
- [1]: Naturkatastrophe
|
|
|
- [2]: ein politisches Erdbeben
een politieke aardbeving