• aard·be·vings·ramp
enkelvoud meervoud
naamwoord aardbevingsramp aardbevingsrampen
verkleinwoord

de aardbevingsrampv / m

  1. de noodlottige gevolgen van een trilling of schokkende beweging van de aardkorst
     Door de verwoestingen die de aardbeving heeft aangericht, is het rampgebied moeilijk over land te bereiken. De regering heeft vandaag overlegd met hulporganisaties over de coördinatie van de hulpverlening. De aardbevingsramp is de ergste in 80 jaar in Nepal.[2]
     In een verklaring hebben Turkse en Koerdische organisaties in Nederland hun achterban opgeroepen tot verdraagzaamheid. Ook riepen ze ouders op om te voorkomen dat hun kinderen de straat opgaan om de confrontatie te zoeken. De ondertekenaars van de verklaring betreuren wat er zondag is gebeurd, zeker in het licht van de aardbevingsramp in Oost-Turkije.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Dodental aardbevingsgebied boven de 2500” (26-04-2015), NOS
  3.   Weblink bron “Samenscholingsverbod op Museumplein” (26-10-2011), NOS