• ramp
enkelvoud meervoud
naamwoord ramp rampen
verkleinwoord rampje rampjes

de rampv / m

  1. een grote catastrofale gebeurtenis met ernstige gevolgen
     Hij herinnerde zich niet wie deze wijze woorden had nagelaten of zelfs maar of ze precies zo waren geformuleerd, maar het was het eerste wat hem te binnen schoot toen Oscar overrompelend en verbeten over de ramp vertelde.[2]
  • tot overmaat van ramp
iets wat iets ergs nog erger maakt
•  Hier was het nog lastiger omdat er twee mensen naast mij lagen, waarvan één tot overmaat van ramp de enige aanwezige vrouw was. [3] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


  • ramp
enkelvoud meervoud
ramp ramps

ramp

  1. helling