Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ramp·vlucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rampvlucht rampvluchten
verkleinwoord rampvluchtje rampvluchtjes

Zelfstandig naamwoord

de rampvluchtv / m

  1. een vlucht meteen vliegtuig dat uitmondt in een ramp
    • De MH17 was een rampvlucht. 

Meer informatie

Gangbaarheid