krimpen
- krim·pen
- van Middelnederlands crempen, in de betekenis van ‘zich samentrekken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1] [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
krimpen |
kromp |
gekrompen |
klasse 3 | volledig |
krimpen
- ergatief kleiner in omvang worden
- De broek was in de was gekrompen en hij kreeg hem niet meer aan.
- ergatief (scheepvaart) (van wind) geleidelijk van richting veranderen, tegen de wijzers van de klok in
- Op het noordelijk halfrond gaat de wind krimpen bij het naderen van een lagedrukgebied.
1. kleiner in omvang worden
- Het woord krimpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krimpen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ krimpen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "krimpen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be