shrink
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to shrink |
he/she/it | shrinks |
verleden tijd | shrank |
voltooid deelwoord |
shrunk shrunken |
onvoltooid deelwoord |
shrinking |
gebiedende wijs | shrink |
shrink
- onovergankelijk krimpen [1], kleiner worden
- onovergankelijk ~from huiverig zijn voor, terugdeinzen voor
- overgankelijk doen krimpen, kleiner maken
enkelvoud | meervoud |
---|---|
shrink | shrinks |
shrink