uitzetten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·zet·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en zetten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitzetten |
zette uit |
uitgezet |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
uitzetten
- ergatief (natuurkunde) in volume toenemen
- Bij verhitting zetten de meeste materialen uit.
- overgankelijk iemand dwingen een gebied of gebouw te verlaten
- Hij werd zonder pardon de zaal uitgezet.
- ▸ Na de laatste ronde werden we de bar uitgezet.[1]
- overgankelijk het uitschakelen van een elektrisch toestel
- Ik heb het theelichtje uitgezet.
- bedenken en plannen van een actie
- Maar er lagen nogal wat versperringen en tijdens het rennen had hij naar rechts moeten uitwijken. In het begin had hij de lijn gevolgd die door de luitenant was uitgezet, maar met die fluitende kogels en granaten ga je uiteraard zigzaggen. [2]
- in de omgeving neerzetten
- ▸ Ook al moet ik toegeven dat ik waarschijnlijk zelf ook een redelijk scherpe geurvlag uitzette.[1]
Synoniemen
- [3] afschakelen, uitschakelen
Antoniemen
- [1] krimpen
- [3] aanzetten, inschakelen
Vertalingen
1. in volume toenemen
2. iemand dwingen een gebied of gebouw te verlaten
Zelfstandig naamwoord
uitzetten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord uitzet
Gangbaarheid
- Het woord uitzetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "uitzetten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 19
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be