afschakelen
- Geluid: afschakelen (hulp, bestand)
- af·scha·ke·len
- samenstelling van af en schakelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afschakelen |
schakelde af |
afgeschakeld |
zwak -d | volledig |
afschakelen
- overgankelijk loskoppelen van het elektriciteitsnet, andere stroombron, het internet e.d.
- De machine werd uit voorzorg afgeschakeld alvorens reparaties uit te voeren.
- overgankelijk overdrachtelijk buitenspel zetten
1. loskoppelen van het elektriciteitsnet, andere stroombron, het internet e.d.
- Het woord afschakelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.