• scha·ke·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schakelen
/'sxakələ(n)/
schakelde
/'sxakəldə/
geschakeld
/ge'sxakəld/
zwak -d volledig

schakelen

  1. een verbinding tot stand brengen
    • Hij schakelde van het eerste naar het tweede net. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be