aaneenschakelen
- Geluid: aaneenschakelen (hulp, bestand)
- IPA: / anˈensxakələ(n) / (5 lettergrepen)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /an.ˈen.sχa.kə.lə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /an.ˈen.sxa.kə.lə(n)/
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
aaneenschakelen | aaneenschakelend |
aaneenschakeling | aaneengeschakeld |
- | aaneenschakelbaar |
- aan·een·scha·ke·len
- samenstelling van aaneen en schakelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aaneenschakelen |
schakelde aaneen |
aaneengeschakeld |
zwak -d | volledig |
aaneenschakelen
- overgankelijk met schakels verbinden (ook fig.)
- Hij heeft de beide machines aaneengeschakeld.
1. met schakels verbinden
- Het woord aaneenschakelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.