aaneen
- aan·een
- In de betekenis van ‘bijwoord van tijd: elkaar in tijd opvolgend’ voor het eerst aangetroffen in 1436 [1]
- samenstelling van aan en een [2]
aaneen
- zonder tussenruimte
- De zomerhuisjes stonder zeer dicht aaneen.
- achter elkaar
- in samenkoppelingen: aan elkaar
- De politieagent bond de handen van de dief aaneen.
|
1.
- Het woord aaneen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aaneen" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "aaneen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ aaneen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be